"Bestaan die apen nog? Die een beetje krom liepen, waaruit wij zijn ontstaan?" vroeg Daniël. "Nee," zei ik, "die zijn ook uitgestorven." "Hoe kan dat?" wilde Daniël weten. Ik vertelde dat die aapachtige mensen steeds verder zijn ontwikkeld en dat ze er langzaam zo uit zijn gaan zien als wij nu. Ik legde uit dat de natuur dat doet en probeerde het te onderbouwen met voorbeelden. Dus ik verzon dat als wij nu voortaan alleen nog maar smoothies zouden drinken, en zouden stoppen onze tanden te gebruiken, dat na een hele tijd onze tanden dan misschien weggaan. Of dat als het heel koud zou worden op aarde, we dan misschien veel haren krijgen, zodat we een soort vacht hebben om ons te beschermen tegen de kou. Dat we ons op die manier kunnen aanpassen aan de omgeving.
"Krijgen we dan een witte vacht?" vroeg Daniël. "Misschien, dat hangt af van je haarkleur," bedacht ik. "Maar, als een ijsbeer?" vroeg Daniël. "Ja, wie weet, als er alsmaar sneeuw ligt en we mogen niet opvallen, wordt onze vacht misschien wel wit," zei ik. Daarna werd het een poosje stil. Toen zei Daniël: "Ik wil eigenlijk helemaal niet veranderen, ik vind het leven al goed zo!"
Geen opmerkingen:
Een reactie posten